Gerard Reve sluit zijn boek De avonden af met de ontroerende zin: ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven’. Die zin wordt gemompeld door hoofdpersoon Frits, die zich als Amsterdamse twintiger een weg door het leven zoekt. Ik geloof dat ik mijn geloof zo’n beetje zó zou samenvatten. Dat het leven soms overweldigend mooi is, maar vaak ook gewoon rommelig en hard ploeteren. En dat we in dat alles gezien zijn; dat jij en ik opgemerkt worden. Door elkaar, hopelijk. En door de Eeuwige. Dat troost me, en het bemoedigt me ook: om oog te hebben voor wie of wat niet gezien wordt. Over elk leven schijnt het licht van God.
Heb je behoefte om te delen wat er op je hart ligt, neem contact op. Ik steek de kaars vast aan.
| ‘Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.’ Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. ‘Het is gezien,’ mompelde hij, ‘het is niet onopgemerkt gebleven.’ Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap. |