Inrichting
Het interieur maakt de indruk van één brede, vrijwel ononderbroken ruimte, een indruk die nauwelijks verstoord wordt door de ranke gietijzeren zuiltjes waarop de galerijen rusten. Het licht dat via de vensters van de lichtbeuk naar binnenvalt, wordt door lichtkappen getemperd. Van alle kanten was vrij zicht op een hoog geplaatste preekgestoelte zonder klankbord dat, naar de wens van Kuyper, met het orgelfront één geheel vormt. Abraham Kuyper had uitgesproken ideeën over de preekstoel, het centrale element in protestantse kerkbouw. De traditionele, losstaande preekstoel, ‘die afgesloten, hoge, holle, sombere bloemkelk, waar halverwege een mens uitkomt’ beschouwde hij niet in overeenstemming met de grondgedachte van het Gereformeerde leven. Door het orgelfront met de preekstoel te verbinden, bleef er voor het orgel zelf niet meer voldoende ruimte over waardoor Salm gedwongen was aan de achterzijde van de kerk een minder fraaie houten uitbouw te maken.
Een andere bijzonderheid in het interieur waren de opklapbare banken die uit Amerika werden besteld. Kuyper had ze tijdens zijn verblijf daar gezien en beschouwde deze als bij uitstek geschikt ‘om eerbiedig neer te zitten’. Bovendien werd het zo gemakkelijker om elkaar te passeren.